Kunstgras kreeg voor het eerst substantiële aandacht in 1966, toen het werd aangelegd in het Astrodome in Houston, Texas. Het state-of-the-art honkbalstadion was een jaar eerder geopend en had gedurende het eerste seizoen gebruik gemaakt van echt gras. Dat bleek absoluut niet te werken. Ondanks het feit dat het gras speciaal gekweekt was voor indoor gebruik, lieten de semi-transparante panelen op het plafond van de koepel niet voldoende zonlicht door voor het gras om te overleven. De Astro’s speelden het grootste gedeelte van het seizoen van 1965 dan ook op dood gras, dat uit pure wanhoop groen was geverfd. Daarop werd besloten om het zogeheten AstroTurf aan te leggen, maar vanwege de beperkte voorraad van dit nieuwe kunstgras kon alleen het gras op het binnenveld vervangen worden voor de start van het seizoen in april 1966. Het dode gras op het buitenveld werd een paar maanden later door AstroTurf vervangen; de aanleg was voltooid op 16 juli. Diezelfde maand nog werd het nieuwe kunstgras in gebruik genomen. Terreinbeheerders die verkleed waren als astronauten hielden het kunstgrasveld tussen de inningen door schoon met stofzuigers.
Het kunstgras in het Astrodome bleek een succes. In de jaren daarop werd kunstgras ook aangelegd in andere stadions in de Verenigde Staten en Canada, zowel indoor als outdoor. Hiertoe behoorden onder andere het Riverfront Stadion in Cincinnati, het Three Rivers Stadion in Pittsburgh en het Veterans Stadion in Philadelphia. Ook het Franklin Field stadion in Philadelphia stapte over van gras naar kunstgras. Het duurde niet lang voordat kunstgras in de sport als normaal werd beschouwd.